Kinderen als getuigen

Abstract

Getuigen, een vak apart

Verklaring van de getuige

Getuigenverklaringen van kinderen

De bewezen verklaring

Een aanbevolen systeem

Onderzoeksfase

Het bekijken van de video-opnamen

Weinig coöperatieve ouders, dwangmiddelen

Beoordeling door juristen, motiveringsplicht

Conclusie

Abstract
'Het kind is als gevolg van zijne physieke en psychische gesteldheid reeds onder normale verhoudingen een gebrekkige, onzekere en onbetrouwbare getuige'; aldus Baginsky in een rede gehouden voor de Vereeniging van Rechters te Berlijn rond 1928.' Het oude artikel 164 van het Wetboek van Strafvordering (oud Sv) bepaalde dat 'personen, die nog niet den vollen ouderdom van 16 jaar hadden bereikt of die wegens ziekelijke storing der verstandelijke vermogens onder bewaring waren gesteld, niet anders dan tot het geven van inlichtingen en buiten eede gehoord" konden worden. Volgens artikel 396 (oud Sv) waren kinderen onder de leeftijd van l6 jaar niet bevoegd tot het geven van getuigenis in strafzaken, dus hun verklaringen maakten geen deel uit van de wettige bewijsmiddelen. Artikel 216 lid 2 Sv verandert deze situatie in die zin dat getuigenissen van kinderen ook getuigenverklaringen zijn. Anderzijds bepaalt dit artikel dat getuigen onder de 16 jaar niet beëdigd kunnen worden. In zedenzaken kan het gebeuren dat een slachtoffer zeker als het minderjarig is, niet op het onderzoek ter terechtzitting verschijnt. Hierdoor zal de verklaring van deze getuige niet de bijzondere bewijskracht verkrijgen van de getuigenverklaring aangezien deze op grond van het onmiddellijkheidsbeginsel tijdens het onderzoek ter terechtzitting dient te worden afgelegd. Aangezien in zedenzaken veelal toch geen overvloed aan bewijsmiddelen voorhanden is, kan het tekort aan wettige en overtuigende bewijsmiddelen leiden tot vrijspraak. De rechter selecteert uit de wettige bewijsmiddelen namelijk slechts die waarvan hij de overtuiging heeft bekomen dat ze aan het bewijs bijdragen. Onderstaand stuk geeft een inleidende beschouwing over de mate waarin getuigenverklaringen van kinderen voor bewijs kunnen worden gebruikt. Aan het eind van dit artikel worden enkele aanbevelingen gedaan om overtuigende getuigen-verklaringen van kinderen te verkrijgen.


Conclusie

Het is om meerdere redenen van belang uitgebreid aandacht te besteden aan de positie van getuigen/slachtoffers jonger dan 16 jaar. De afdelingen Jeugd- en Zedenzaken vervulden, vóór de sterke inkrimping van deze specialistische afdelingen, een voortrekkersrol in de verbetering van de slachtoffer-bejegening. De houding van de opsporingsambtenaar is mede bepalend voor hoe het slachtoffer zijn (traumatische) ervaring zal (kunnen) verwerken. Tevens is een zorgvuldige benadering van belang voor de waarheidsvinding. Als het slachtoffer op een voor zijn gevoel correcte manier wordt benaderd zal het eerder meer details kunnen en willen vertellen.

Uit de wetsgeschiedenis en jurisprudentie van de artikelen 342 lid 2; 344 en 344a Sv blijkt dat er naar wordt gestreefd anonieme verklaringen als bewijsmiddel niet bij voorbaat uit te sluiten. Van Veen verdedigt de opvatting: "Voorstellen, die worden gedaan om tot het toetsen van verklaringen te komen van anoniem blijvende getuigen hebben betrekking op de kwaliteit van het schriftelijk stuk, het proces-verbaal, waarin die verklaring wordt opgenomen. Als die kwaliteit voldoende is doet het schriftelijk stuk niet onder voor een ter zitting door een getuige afgelegde verklaring".39 De verdachte kan zich verdedigen door getuigen te doen ondervragen. Dat behoeft niet op de zitting te gebeuren maar kan onder leiding van de rechter-commissaris, in het kader van een gerechtelijk vooronderzoek. Een schriftelijk stuk met de verklaring van een getuige kan aldus voor het bewijs worden gebruikt.

Recht doen aan het kind als getuige, is zijn getuigenverklaring als belangrijk bewijsmiddel aan de veroordeling van een verdachte laten meewerken. Verklaringen van getuigen jonger dan 16 jaar leveren ook een degelijk bewijsmiddel indien de officier van justitie en de rechter-commissaris, binnen het gerechtelijk vooronderzoek, aandacht besteden aan deze getuigen. Het feit dat getuigen jonger dan 16 jaar niet beëdigd kunnen worden acht ik van ondergeschikt belang. Het feit dat deze kinderen niet vervolgd kunnen worden wegens meineed is geen reden om te vermoeden dat deze getuigen eerder valse verklaringen zouden afleggen. Getuigenverklaringen van kinderen zijn derhalve even (on)betrouwbaar als die van volwassen getuigen.

1. Weekblad van het Recht dinsdag 17 juli 1928, jrg 29, nr. 11836.

2. Schalken, T.M. De positie van het slachtoffer in het systeem van strafprocesrechtelijke rechtsbetrekkingen, Ars Aequi 1989, p. 238-245.

3. Overal waar in de tekst de mannelijke vorm gebruikt wordt kan ook de vrouwelijke vorm worden gelezen.

4. Artt. 51c jo 332 lid 3 Sv en 56 lid 6 RO. De wet van 23 december 1992 Stb. 1993, 29 biedt verruimde schadevergoedingsmogelijkheden.

5. Zie bijvoorbeeld HR 2 mei 1972, NJ 1974, 60 m.nt. AL.Melai.

6. HR 1 juni 1932, NJ 1932, p. 1634; Weekblad van het Recht 12.568.

7. Art. 360 is gewijzigd bij de Wet van 11 november 1993, Stb. 1993.603 (i.w.tr. 1 februari 1994).

8. Bijlagen Handelingen 11, 1913-1914, no. 286,3 p. 108.

9. De (straf)wetgever gaat uit van een toegenomen mondigheid van jeugdigen. zie Uitgangspunt op p.8 Memorie van Toelichting, wetsvoorstel van 21 september 1989 nr. 21327 "Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en ander wetten in verband met de herziening van het strafrecht voor jeugdigen".

10. Zie annotator Schalken onder HR 1 oktober 1991, NJ 1992.197 m.nt. Sch, pt. 8.

11. Van Bemmelen. J.M. Van Veen, Th.W, Strafprocesrecht 11e gew.dr. bewerkt door D.H. de Jong en G. Knigge, Alphen aan de Rijn: Samson H.D. Tjeenk Willink Gouda Quint 1993, p.286.

12. HR 11 mei 1971, NJ 1971,389.

13. HR 1 februari 1949, NJ 1949,431 m.nt. B.VA.R.

14. Mols. G.P.M.E Het verhoor van getuigen in strafzaken ongehoord? Advocatenblad 69 afl.5, 3 maart 1989 waarin hij aan de verdediging een tiental richtlijnen geeft inzake het getuigen verhoor in strafzaken. Met name aandacht voor de werking van suggestieve vragen.

15. HR 25 november 1986, NJ 1987,687: DD 1987,168.

16. HR 13 januari 1981, DD 1981, 164; HR 27 november 1973, NJ 1974, 63; HR 16 maart 1942 NJ 1942, 505; HR 10 juni 1986, NJ 1986, 307.

17. Fokkens, J.W, Bewijzen in strafprocesrecht, Zwolle 1984; HR 3 december 1957 NJ 1958.282.

18. Schor D.P. & A.B. Sivan, Interpreting children's labels for sexrelated body parts af anatomically explicit dolls, Child Abuse & Neglect 1989 vol. 13, p.523-53 1. p.530; 2e alinea.

19.HR 14 maart 1989, NJ 1989, 747 m.n 'tH.

20.HR 19 oktober 1954, NJ 1955, 2. Vergelijkbare bewezen-verklaringen (i.c. ten aanzien van verkrachting) zijn te vinden in HR 15 november 1983, DD 1984, 132 en HR 24 november 1987, NJ 1988, 640. Jôrg. N & C. KeIk, Strafrecht met mate, Arnhem: Gouda Quint 1994, p.281 sluiten niet uit dat de rechter incest bewezen verklaart op basis van verklaring van slachtoffer en uittreksel uit geboorteregister.

21. Oost, J. en J. Jans. Kinderen horen met video wordt landelijk ingevoerd, Algemeen Politieblad 1990. p. 470-472.

22. Oorspronkelijke ontwerp Richtlijnen interviewruimte. Rijkspolitie ressort Amsterdam juni 1990 inmiddels is er een nagenoeg gelijkluidend Protocol Studioverhoren, oktober 1994.

23. De afdeling Jeugd en Zedenzaken, Korps Rijkspolitie Amsterdam was initiatiefnemer in het inrichten van een speciale interviewruimte en de speciale opleiding voor opsporingsambtenaren. Inmiddels wordt deze werkwijze door Ministerie van Justitie landelijk aanbevolen. zie wetsvoorstel 22 889, nr.299b. 21 juni 1994.

24. "Politieverhoor tijdens g.v.o." HR 22 november 1983, NJ 1984, 805. Het arrest bepaalde dat art 186 Sv niet van toepassing is op een verhoor van de verdachte door de politie, ook niet als dit verhoor plaatsvindt tijdens het g.v.o. in opdracht van de RC (art 177 Sv).

25. Groenhuijsen, M.S., 'Audio-visuele registratie van verhoren van jeugdige getuigen' DD 1992. p.5: rechter behoort te beslissen of studioverhoor plaatsvindt. Ook Bonarius, J.C.J. pleit, op grond van conflict van belangen van het kind, voor toetsing door de rechter, zie 'Het horen van kinderen als getuige bij incest: het verschoningsrecht', NJB 1994, p.1167-1171.

26. wijziging van de redactie van de artikelen 216 en 342 Sv.

27. Mols acht de getuigenverklaring van het kind bij de rechter~commissaris acceptabel indien daar de raadsman en tevens de verdachte aanwezig zijn geweest zie Mols, G.R.M.E. Horen zien en verklaren. Over getuigen en hun verhoor in het Nederlandse strafproces, in: Goed Gezien? Problemen bij identificatie methoden in strafzaken H de Doelder en J. Hielkema (red) Arnhem: Gouda Quint 1993, p.26.

28. zie Asch v. Oostenrijk, EHRM 26 april 1991 NJ 1993,710 en Saïde v. Frankrijk, EHRM 20 september 1993, NJ 1994, 358 m.n Kn. Indien getuigenverklaringen voor de bewijsvoering van cruciale betekenis zijn zal de rechter in beginsel ambtshalve ex. art 315 Sv alsnog de mogelijkheid moeten geven de getuigen te doen ondervragen, aldus Knigge in zijn noot. Groenhuijsen a.w., p.4 suggereerde in 1992 al dat dan een nieuw verhoor door een deskundige in de interviewstudio onvermijdelijk zou zijn.

29. Vgl. belang van de getuige HR 9 februari 1993, NJ 1993, 603 m.nt. C en HR 1 oktober 1991, NJ 1992, 197 m.nt. Sch.

30. Groenhuijsen, a.w. p.4 signaleert deze vraag met betrekking tot een door de moeder ingeschakelde hulpverlener.

31. HR 25 juni 1993, NJ 1994,140 m.nt.WH-S.

32. Commissie Hulsenbek, Werkgroep Seksuele Kindermishandeling Openbaar Ministerie, 14 oktober 1991, p.22.

33. Zie Asch-case EHRM 26 april 1991, NJ 1993, 710. Deze getuigenverklaring is toegestaan indien er ander ondersteunend bewijsmateriaal aanwezig is. Mols, a.w. 1993 p.27, zegt dat de getuigenverklaring geen substantieel deel van het bewijs mag zijn.

34. Van Veen, a.w. 1993 p.196.

35. Van Veen, a.w., p.197. In HR 18 oktober 1926, NJ 1926, 1204 deed zich het volgende voor een getuige antwoordt wel op enige vragen, maar zegt daarbij, dat hij geen 'verder licht in de zaak kan verschaffen'. De RC die deze laatste opmerking niet gelooft kan de getuige niet op grond van deze weigering laten gijzelen. Zou een getuige, onder ede ter terechtzitting, opzettelijk in strijd met de waarheid een verklaring afleggen, dan zou hij wel wegens meineed vervolgd kunnen worden.

36. Ik trek hier de arbitraire grens van 12 jaar door analoge toepassing van de inverzekeringstelling Overigens kunnen op grond van art 61 lid 2 Sv ook jongere kinderen verdacht van een strafbaar feit voor zes uren voor verhoor op het bureau worden vastgehouden.

37. HR 8 juli 1992, NJ 1993.407 m.nt. Th.W.v.V: de verantwoording van het gebruik van een getuigenverklaring voor de bewezenverklaring ondanks dat de betrouwbaarheid ter discussie is gesteld kan in de bewijsoverweging

38. Aldus HR 14 maart 1989, NJ 1989, 747.

39. HR 9 januari 1990, NJ 1990, 354.

Terug